Vier misvattingen over de meest gebruikte ‘motivatietheorie’ in het onderwijs

Terug naar de oorspronkelijke bron.

“Ja, die kennen we al”, hoor ik met enige regelmaat wanneer er ‘zelfdeterminatietheorie’ op mijn slide staat. De zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan is een van de meest populaire theorieën op het gebied van motivatie. De populariteit ervan heeft ervoor gezorgd dat het ook onderdeel geworden is van het vocabulaire op veel scholen, maar helaas heeft dat in sommige gevallen ook gezorgd voor een behoorlijk oppervlakkige en platgeslagen interpretatie.

Ik kom regelmatig een aantal grove misvattingen tegen rondom de theorie die zorgen voor ineffectieve onderwijspraktijken en gemiste kansen om de intrinsieke motivatie en het eigenaarschap van leerlingen te bevorderen. De essentie van deze misvattingen is dat we geneigd zijn om een eigen invulling te geven aan theoretische concepten en deze onterecht te simplificeren. Zo wordt autonomie een synoniem voor keuzevrijheid, gaat verbondenheid over een leuke klik met je leerlingen hebben, en zijn psychologische basisbehoeften plots veranderd in voorspellers of bouwstenen. En als dat dan vervolgens met collega’s gedeeld wordt, gaat het een eigen leven leiden.

Voor dit artikel ben ik daarom teruggegaan naar de oorspronkelijke bronnen in een poging om de vier grootste misvattingen die ik vaker tegenkom te herstellen, zodat we met de juiste kennis en inzichten onze leerlingen nog beter kunnen ondersteunen in hun ontwikkeling. Ik heb hierbij veel gebruik gemaakt van het boek "Self-Determination Theory - Basic Psychological Needs in Motivation, Development and Wellness" uit 2017 van Richard Ryan en Edward Deci. Een boek van bijna 800 pagina's, wat gelijk een indicatie is van hoe uitgebreid en diepgaand de theorie is.

Misvatting 1: ‘Autonomie’, ‘competentie’ en ‘verbondenheid’ zijn pijlers of voorspellers van motivatie

Allereerst is het belangrijk om te benadrukken dat de zelfdeterminatietheorie niet enkel over ‘motivatie’ gaat. Het is een theorie die gaat over psychologische ontwikkeling, sociale integratie, algeheel welzijn én motivatie. Ten tweede worden autonomie, competentie en verbondenheid veelal gezien als pijlers, bouwstenen of voorspellers van motivatie. Ook dat is een versimpeling van hoe het daadwerkelijk terugkomt in het onderzoek van Deci en Ryan. Het zijn diepgewortelde psychologische basisbehoeften. Ze vormen geen optionele componenten, maar zijn essentiële voorwaarden die vervuld moeten worden om intrinsieke motivatie en optimaal functioneren te bereiken. Wanneer deze basisbehoeften worden bevredigd, leidt dit tot hogere niveaus van welzijn, motivatie en zelfontwikkeling. Het zijn dus geen bijkomstige factoren, pijlers of voorspellers, maar fundamentele menselijke behoeften die centraal staan in het leerproces. Het negeren of onderschatten van deze behoeften kan leiden tot verminderde motivatie, lagere betrokkenheid en zelfs negatieve gevolgen voor het welzijn van leerlingen.

Kortom: De zelfdeterminatietheorie is meer dan een theorie over enkel motivatie, maar gaat over algeheel welzijn. Autonomie, competentie en verbondenheid zijn essentiële psychologische basisbehoeften die centraal staan in het leerproces en cruciaal zijn voor het welzijn en de optimale ontwikkeling van elke leerling, niet slechts pijlers of voorspellers van motivatie

Misvatting 2: Autonomie is hetzelfde als keuzevrijheid

Het is een wijdverspreid idee dat het bieden van keuzevrijheid aan leerlingen automatisch leidt tot een verhoogd gevoel van autonomie. Autonomie en keuzevrijheid worden soms zelfs gezien als synoniem van elkaar. Hoewel ze wel degelijk met elkaar samenhangen en keuzevrijheid wel kan bijdragen aan het gevoel van autonomie, is het zeker niet hetzelfde. Autonomie gaat een stuk dieper en verwijst volgens Deci en Ryan (2000) naar het handelen in overeenstemming met je authentieke zelf, je waarden en interesses, zonder externe druk of dwang. Leerlingen zijn meer gemotiveerd en betrokken wanneer ze begrijpen waarom een taak belangrijk is en deze internaliseren als waardevol. Het gaat erom dat leerlingen het gevoel hebben dat ze zelf de ‘oorsprong van hun handelen’ zijn. Dit betekent dat zelfs wanneer een taak niet door de leerling is geïnitieerd en er weinig keuzevrijheid is, een duidelijke en betekenisvolle uitleg over het belang ervan kan bijdragen aan het gevoel van autonomie.

Kortom: Autonomie gaat over het ervaren van zelfsturing en psychologische vrijheid, niet alleen over het hebben van keuzes.

Misvatting 3: Competentie draait alleen om het gevoel dat je ergens goed in bent

Veel mensen denken dat competentie simpelweg betekent dat je ergens goed of vaardig in bent (je voelt je ‘competent’). Echter, volgens Deci en Ryan omvat competentie de behoefte om effectief met de omgeving om te gaan, uitdagingen aan te gaan en je capaciteiten te ontwikkelen. Het gaat om het vertrouwen dat je acties leiden tot het gewenste resultaat en dat je bekwaam bent in wat je doet, maar ook om het proces van leren en groeien. Bandura’s (1997) concept van zelfeffectiviteit ondersteunt dit idee: het ervaren van succes in uitdagende maar haalbare taken versterkt het gevoel van competentie. Als een leerling steevast goede cijfers haalt voor een vak, voelt hij of zij zich vast 'competent'. Toch kan de leerling motivatie verliezen wanneer hij of zij niet meer uitgedaagd wordt en het leerproces stagneert. Er kunnen nog steeds goede cijfers gehaald worden, maar voldoen aan de basisbehoefte 'competentie' gaat hier juist over de behoefte aan ontwikkeling en het aangaan van nieuwe uitdagingen.

Kortom: Competentie gaat over het ervaren van effectiviteit en groei in interactie met de omgeving, inclusief het aangaan van uitdagingen en het ontwikkelen van vaardigheden.

Misvatting 4: Verbondenheid gaat enkel over de ‘klik’ tussen docent en leerling

Hoewel een goede relatie tussen docent en leerling belangrijk is, is het slechts één aspect van verbondenheid. Volgens Deci en Ryan gaat verbondenheid over de behoefte om je geliefd en verzorgd te voelen, en om voor anderen te zorgen. Het omvat het gevoel deel uit te maken van een gemeenschap en betekenisvolle relaties te hebben op meerdere niveaus. Hoewel de relatie tussen docent en leerling absoluut een onderdeel kan zijn van 'je verbonden voelen', is het ook belangrijk om aandacht te besteden aan de relaties en verbondenheid tussen de leerlingen onderling en het gevoel van gemeenschap binnen de klas als onderdeel van de school. Leerlingen die zich verbonden voelen, zijn meer betrokken bij het leerproces en vertonen minder probleemgedrag. Het is dus essentieel om een omgeving te creëren waarin leerlingen zich verbonden voelen met zowel hun klasgenoten en docenten als de bredere gemeenschap.

Kortom: Verbondenheid omvat het ervaren van betekenisvolle relaties en een gevoel van gemeenschap met peers en de bredere omgeving, niet alleen de relatie (of nog erger: een goede klik) met de docent.

Conclusie

De essentie van de vier hierboven beschreven misvattingen komen vooral voort uit het versimpelen van de theorie en het toevoegen van eigen interpretaties. Dat heeft wellicht bijgedragen aan de populariteit ervan (wanneer iets simpel is, is het waarschijnlijk makkelijker te delen met een grote groep), maar gaat in de praktijk ten koste van de kans die het volledig doorgronden van de theorie met zich meebrengt. Voor de volledigheid zet ik de definities van de drie psychologische basisbehoeften uit de theorie nog even onder elkaar:

  • Autonomie verwijst naar het gevoel van vrijwilligheid en bereidwilligheid bij het uitvoeren van een activiteit. Het houdt in dat individuen een gevoel van eigenaarschap en zelfbekrachtiging ervaren over hun acties. Autonomie gaat niet over onafhankelijkheid, losgekoppeld zijn of egoïsme; het weerspiegelt eerder een gevoel van vrijheid en keuze in hoe men handelt, ongeacht of die acties afhankelijk of onafhankelijk zijn, collectivistisch of individualistisch.
  • Competentie omvat het gevoel effectief te zijn in de interactie met de sociale omgeving. Het houdt in dat men kansen ervaart om zijn capaciteiten en talenten te oefenen, uit te breiden en tot uitdrukking te brengen. Competentie wordt bevorderd door omgevingen die optimale uitdagingen bieden, positieve feedback geven en kansen bieden voor vaardigheidsontwikkeling.
  • Verbondenheid houdt in dat men zich verbonden en verzorgd voelt door anderen, en een gevoel van erbij horen en betekenisvolle connectie ervaart. Het gedijt in omgevingen waar individuen wederzijdse zorg en acceptatie van hun authentieke zelf ervaren.

Wat kan je hiermee?

Om de intrinsieke motivatie en het eigenaarschap van leerlingen te bevorderen, is het cruciaal om deze inzichten in de praktijk toe te passen:

  • Bied betekenis en context bij leeractiviteiten. Leg uit waarom een taak belangrijk is en denk na over hoe deze aansluit bij de interesses en doelen van de leerling.
  • Ontwerp uitdagende maar haalbare taken. Geef constructieve feedback die gericht is op inspanning en voortgang. Stimuleer een groeimindset door het geloof te bevorderen dat vaardigheden kunnen worden ontwikkeld door inzet en leren.
  • Bevorder samenwerking en peer-interacties. Creëer een inclusieve cultuur waarin diversiteit wordt gevierd en iedereen zich welkom voelt. Betrek de bredere gemeenschap bij het leerproces door projecten en activiteiten die de verbinding met de omgeving versterken.
  • Moedig leerlingen aan om na te denken over hun eigen leerproces, doelen en interesses. Dit versterkt het gevoel van autonomie en helpt hen betekenis te geven aan hun leren.
  • Zorg dat collega’s een meer diepgaand begrip hebben van de oorspronkelijke theorie, en wijs elkaar op misvattingen om de theorie effectief toe te kunnen passen in de klaspraktijk.

Literatuurverwijzingen:

  • Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “what” and “why” of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11(4), 227-268.
  • Jang, H. (2008). Supporting students’ motivation, engagement, and learning during an uninteresting activity. Journal of Educational Psychology, 100(4), 798-811.
  • Bandura, A. (1997). Self-efficacy: The exercise of control. New York, NY: W.H. Freeman.
  • Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research, 77(1), 81-112.
  • Wentzel, K. R. (1998). Social relationships and motivation in middle school: The role of parents, teachers, and peers. Journal of Educational Psychology, 90(2), 202-209.
  • Osterman, K. F. (2000). Students’ need for belonging in the school community. Review of Educational Research, 70(3), 323-367.
  • Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2017). Self-Determination Theory: Basic psychological needs in motivation, development, and wellness. New York, NY: Guilford Press.
  • Vansteenkiste, M., & Ryan, R. M. (2013). On psychological growth and vulnerability: Basic psychological need satisfaction and need frustration as a unifying principle. Journal of Psychotherapy Integration, 23(3), 263-280.