In dit artikel pleit ik voor een stevigere verankering van zelfregulatie in het onderwijs. Niet als extra belasting voor docenten, maar als integraal onderdeel van de dagelijkse lespraktijk.
Wat is zelfregulatie en waarom is het belangrijk?
Zelfregulatie verwijst naar het vermogen van leerlingen om hun eigen leerprocessen actief te sturen. Het omvat drie kernelementen:
- Metacognitieve strategieën: plannen, monitoren en reflecteren op het eigen leren.
- Cognitieve strategieën: informatie structureren, herhalen en toepassen in nieuwe contexten.
- Motivationele strategieën: doorzettingsvermogen, zelfeffectiviteit en het vermogen om gemotiveerd te blijven.
Deze vaardigheden zijn cruciaal in een wereld waarin zelfstandigheid en levenslang leren steeds belangrijker worden. Onderzoek toont aan dat zelfregulerende leerlingen niet alleen beter presteren op school, maar ook veerkrachtiger omgaan met uitdagingen en beter zijn voorbereid op een snel veranderende maatschappij (Boud, 2000; Zimmerman, 2002). Bovendien is zelfregulatie nauw verbonden met intrinsieke motivatie, een belangrijke voorspeller van langdurig leersucces (Deci & Ryan, 1985).
Kortom: Zelfregulatie is de sleutel tot effectief leren en toekomstbestendig functioneren, omdat het leerlingen in staat stelt verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen ontwikkeling.
Hoe wordt zelfregulatie al toegepast in het onderwijs en hoe kan het beter?
Veel scholen proberen zelfregulatie te stimuleren, bijvoorbeeld via lessen over zelfregulatie, flexroosters of projectmatig leren. Helaas blijft de implementatie vaak oppervlakkig of impliciet doordat zelfregulatie versimpeld wordt, of doordat de vertaling naar de praktijk ontbreekt. Een voorbeeld hiervan is dat zelfregulatie regelmatig wordt verward met autonomie, waarbij leerlingen meer vrijheid krijgen zonder dat ze de vaardigheden hebben om daarmee om te gaan (Dignath & Büttner, 2008). Mijn eigen middelbare school voerde ooit keuzetijd in, waar ik al eerder over schreef. Hoewel het idee an sich met de goede bedoelingen werd ingevoerd, werd er geen aandacht besteed aan hoe leerlingen effectief met die ‘vrije tijd’ om konden gaan. Het resultaat laat zich raden: leerlingen die de tijd gebruikten voor het halen van een extra voorraadje energiedrank en frikandelbroodjes.
Een andere uitdaging is dat zelfregulatie vaak los wordt gezien van vakinhoud. Hoewel expliciete instructie over doelen stellen, plannen maken en reflecteren een goede aanvulling kan zijn, laat onderzoek zien dat metacognitieve en zelfregulerende vaardigheden effectiever worden ontwikkeld binnen de context van specifieke vakken (Quigley et al., 2021).
Tot slot is een veelvoorkomende misvatting dat het stimuleren van zelfregulatie betekent dat leerlingen volledig ‘losgelaten’ moeten worden. Onderzoek toont aan dat dit niet effectief is en vaak averechts werkt (Dignath & Büttner, 2008). Zonder duidelijke structuur, instructie en ondersteuning voelen leerlingen zich verloren en raken ze gedemotiveerd. Tegelijkertijd kan te veel sturing motivatie onderdrukken, omdat leerlingen dan onvoldoende ruimte krijgen om eigen keuzes te maken. Bovendien is zelfregulatie geen individuele prestatie, maar een samenspel tussen leerling en docent. Docenten spelen hierin een cruciale rol door samen met leerlingen doelen te stellen, strategieën te ontwikkelen en hen stapsgewijs meer verantwoordelijkheid te geven. Naarmate leerlingen zelfstandiger worden, kan de begeleiding geleidelijk worden afgebouwd, waardoor een gezonde balans ontstaat tussen autonomie en ondersteuning (Fisher & Frey, 2013).
Kortom: Hoewel zelfregulatie een belangrijk thema is op veel scholen, blijft het vaak impliciet, wordt het niet goed geïntegreerd, of worden leerlingen niet goed begeleid. Dat heeft negatieve gevolgen voor de effectiviteit.
Hoe kunnen docenten zelfregulatie bevorderen?
Docenten kunnen zelfregulatie versterken door het integreren van concrete strategieën in hun lespraktijk:
• Modeling: Laat docenten deze processen demonstreren in hun eigen werk. Zo kun je in een les geschiedenis bijvoorbeeld demonstreren hoe jij als geschiedenisdocent een historische bron analyseert en beoordeelt. Bijvoorbeeld: “Eerst kijk ik naar de titel en bronvermelding, vervolgens zoek ik belangrijke termen, en tot slot probeer ik te bedenken hoe de bron past binnen de historische context”. Terwijl je de stappen doorloopt kun je leerlingen ook nog betrekken door bijvoorbeeld te vragen waarom zij denken dat het een goede stap is.
• Integreer zelfregulatie in alle lessen: Zorg dat metacognitieve vaardigheden – zoals plannen, monitoren en reflecteren – onderdeel zijn van het reguliere curriculum en niet beperkt blijven tot aparte studielessen. Bij een wiskundeles kun je leerlingen bijvoorbeeld een stappenplan op laten stellen voor het oplossen van een vergelijking, en ze tijdens het volgen van het stappenplan laten reflecteren op het proces.
• Stimuleer reflectie en feedback: Laat leerlingen regelmatig hun eigen leerproces evalueren, bijvoorbeeld via portfolio’s of reflectie-opdrachten, en geef procesgerichte feedback (Hattie & Timperley, 2007).
• Pas het GRR-model toe: Gebruik het Gradual Release of Responsibility-model om leerlingen stapsgewijs naar zelfstandigheid te begeleiden (Fisher & Frey, 2013).
• Maak ruimte voor autonomie: Laat leerlingen keuzes maken in hun leerproces, maar zorg dat deze keuzes betekenisvol en behapbaar zijn (Patall et al., 2008) en laat ze nadenken over de vraag waarom ze een bepaalde keuze maken. Zo wordt het relevant voor hen.
• Expliciete instructie:Leer leerlingen hoe ze doelen stellen, plannen maken en reflecteren op hun voortgang.
Kortom: Door zelfregulatie expliciet en consistent te integreren in alle facetten van het onderwijs, kunnen scholen leerlingen beter voorbereiden op de uitdagingen van de toekomst.
Conclusie: Zelfregulatie is essentieel in toekomstbestendig onderwijs
Zelfregulatie is niet slechts een mooie term of modewoord; het is een essentiële vaardigheid die leerlingen voorbereidt op een complexe en zelfstandige toekomst. Hoewel de theoretische waarde ervan al decennialang duidelijk is, blijft de implementatie in het onderwijs achter. Onderwijs dat gericht is op zelfregulatie biedt leerlingen niet alleen betere leerresultaten, maar ook een sterker gevoel van eigenaarschap en zelfvertrouwen. Het vraagt om een doordachte aanpak waarin expliciete instructie, veilige begeleiding en ruimte voor autonomie hand in hand gaan.
Als we willen dat leerlingen écht leren leren – en daar hun hele leven de vruchten van plukken – moeten we zelfregulatie steviger verankeren in ons onderwijs. En dat is niet alleen een cadeautje voor de leerling zelf, maar ook voor de samenleving als geheel.
Bronvermelding
- Boud, D. (2000). Sustainable assessment: Rethinking assessment for the learning society. Studies in Continuing Education, 22(2), 151-167.
- Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic motivation and self-determination in human behavior. Springer Science & Business Media.
- Dignath, C., & Büttner, G. (2008). Components of fostering self-regulated learning among students. Educational Research Review, 3(2), 101-129.
- Fisher, D., & Frey, N. (2013). Better learning through structured teaching: A framework for the gradual release of responsibility. ASCD.
- Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research, 77(1), 81-112.
- Patall, E. A., Cooper, H., & Robinson, J. C. (2008). The effects of choice on intrinsic motivation and related outcomes: A meta-analysis of research findings. Psychological Bulletin, 134(2), 270–300. https://doi.org/10.1037/0033-2909.134.2.270
- Quigley, A., Muijs, D., & Stringer, E. (2021). Improving student outcomes: A practical guide to metacognition and self-regulation. EEF.
- Zimmerman, B. J. (2002). Becoming a self-regulated learner: An overview. Theory into Practice, 41(2), 64-70.